Openingswoord van Daan van Speybroeck
Dames en Heren,
Het is alsof de tekeningen van Ruud Dijkers uiteenvallen in diverse brokstukken. En dit lijkt me, in onze tijd, te getuigen van een scherpe blik op ons bestaan.
Als het over hedendaagse kunst gaat wordt vaak over ‘deconstructie’ gesproken, dit wil zeggen dat de wereld wordt uiteengelegd om de afzonderlijke bestanddelen, beter te kunnen zien, en ons bestaan, dat ingewikkeld is geworden, beter, maar misschien vooral anders te bekijken. Anders dan ons voorgehouden en opgedrongen wordt door de dominante ideologie en over ons uitgestort door de media dagelijks. Welnu, met betrekking tot de tekeningen van Ruud Dijkers zou ik niet vlug de term deconstructie gebruiken, want in de term zelf schuilt een verwijzing naar ‘constructie’, naar het verlangen naar en de mogelijkheid tot re-constructie. Zoiets lijkt in deze tekeningen ver weg. Bij Ruud Dijkers hou ik het liever bij uiteengevallen: onze wereld is nu eenmaal niet meer uit te leggen – te verklaren –, niet meer te begrijpen.
Het klinkt radicaal, maar is het niet dáárvoor dat we kunstenaars hebben? Om ons iets te laten zien, in alle scherpte, in zijn overdrijving misschien, opdat het niet langer toegedekt wordt maar ontsluierd. Zonder kunstenaars zou ons veel van onze menselijke existentie, ontgaan. Ja, we zitten met de brokken! en daarmee moeten we leren leven en er ons zien toe te verhouden. Al willen en kunnen we het niet altijd zien, al krijgen we het zonder de kunst misschien niet te zien, het beste lijkt me, onze ogen niet te sluiten.
De geëxposeerde tekeningen houden ons duidelijk voor ogen hoe het er voorstaat, hoe het gesteld is; ze drukken ons met de neus op de feiten. Dat klinkt misschien alsof de tekeningen moraliserend zijn en we weten dat moraliseren weinig tot geen goede kunst oplevert. Toch komen de tekeningen in hun de stelligheid niet moraliserend over. Moraliseren is nu eenmaal een machteloze aanklacht waarbij de vinger wel op de zere plek wordt gelegd, maar tegelijk een schijnoplossing aanbiedt.
Waarom is dat hier niet het geval? Althans gedeeltelijk niet zo – want er steekt wel een zekere machteloosheid in de tekeningen. De wereld is zoals gezegd uiteengevallen en niet zomaar opnieuw in elkaar te steken. Daarvan getuigen de tekeningen enerzijds door het vele wit dat erop te zien is: er is veel lege ruimte die vooralsnog niet in te vullen is, zelfs niet in te kleuren. De afstand tussen de afzonderlijke figuren wordt niet overbrugd. De losse elementen zijn niet meer met elkaar te verbinden, niet aan elkaar te smeden. De situatie is er – zoals gezegd – een van uiteenvallen zijn. Anderzijds is vaak niet duidelijk wat de losse elementen, die meestal goed herkenbaar zijn, daar bij elkaar komen doen. Het verband ertussen is ver te zoeken of zelfs helemaal niet te vinden.
Een machteloosheid dus – maar machteloosheid weergeven , ze present stellen, lijkt me in onze tijd een vruchtbaar thema voor de beeldende kunst. En daar geeft Ruud Dijkers op eigen wijze vorm aan. Juist daarin steekt de artistieke sterkte van de tekeningen, want zo onttrekken ze zich aan een moraliseren. In het moraliseren wijst de moralist de zere plekken aan, maar hij houdt zichzelf buiten schot, legt de problematiek buiten hemzelf: hij weet het beter, staat erboven, doet alsof hij zich eruit kan verheffen. Dat maakt moraliseren tot een vervelende betweterigheid waar niemand zit op te wachten. In zijn tekeningen houdt Ruud Dijkers zich zelf niet buiten schot, samen met de wereld die er uiteenvalt lijkt ook hijzelf als kunstenaar en als mens – en de mensen waar hij mee omgaat – verbrokkeld te zijn geraakt. Lichaamsdelen slingeren er ongeordend op het witte blad rond.
Op deze wijze worden existentiële dimensie aangeroerd, het onbewuste raakt beroerd en wordt doorvorst, en dat brengt onzekerheid en verwarring teweeg. Vandaar dat ook heel wat seksualiteit in de tekeningen steekt – maar we mogen niet blijven hangen aan een feite weergave ervan. Ze is vooral Freudiaans te begrijpen: Freud die, kort gezegd, seksualiteit als een levenskracht ziet, maar tegelijk constateert dat ze ook destructieve neigingen en krachten in beweging brengt.
In zijn tekeningen worden deze existentiële levenskrachtige lagen beroerd en de geladenheid ervan wordt in beeld gebracht. Met hun diepte, hun on-alledaagsheid geconfronteerd worden we onwennig en we weten niet goed wat we er mee aan moeten. Maar tegelijk brengen ze een andere dimensie op gang, anders dan het alledaagse, het heersende. Het wit van de tekenbladen dat we tot nog toe als leegte beleefden en interpreteerden, blijkt nu ook licht te kunnen zijn. Een hel licht weliswaar, tot op zekere hoogte verblindend, waar de op de tekeningen aanwezige elementen in opgenomen zijn. Heb ik misschien de indruk gewekt dat het hier om pessimistische tekeningen gaat, ze blijken thans eveneens te baden in het licht. En we weten dat licht vruchtbaar is, dat licht doet groeien. In die zin zijn de tekeningen van Ruud Dijkes zeker niet uitzichtloos, maar vertegenwoordigen ze een sprankel hoop en vertrouwen.
In hun tegenstrijdigheid gaat het om een vorm van uitdrijven, een zuiveringsproces, en is het helend: hun bestanddelen worden aan een transformatieproces overgeleverd. Dit proces komt in de tekeningen nog niet op gang. Gelukkig maar, want dan zouden de tekeningen misleidend worden, ‘politiek correct’ zoals men zegt, en zich van de kunst verwijderen. Nu laten ze juist zien, voor wie er waarlijk aandacht aan besteedt en het licht dat uit de tekeningen straalt, tot zich laat komen, dat er een andere wereld moet bestaan dat die, hoe miniem ook, gloort – in zekere zin als gloed onder de as. Het spookachtige, verstrengelt zich er met het sprookjesachtige, de nachtmerrie met de droom. Dat maakt de tekeningen bijzonder en waar ze ons in de war brengen, wapenen ze ons om iets van ons leven te maken.
Al wijzen de tekeningen van Ruud Dijkers ons niet de weg – dat zou belerend zijn, daar waar we zelf moeten de weg moeten vinden en gaan. In het zoeken ons tot de tekeningen te verhouden, wordt een terrein, een existentieel veld opengelegd en we worden aangezet dit te betreden. Daar mogen we de kunst en Ruud Dijkers in het bijzonder dankbaar voor zijn.
Daan Van Speybroeck
Tiel, 16 maart 2018